Ja, hier sta ik dan. Meer nog, hier sta ik al jaren. Mijn poten zijn het gewend mijn gewicht te dragen, maar soms voel ik me best wel moe. Dan wil ik gaan liggen, even rusten, bekomen van al die jaren dat ik reeds sta. Maar dat gaat dus niet. Nee, ik moet blijven staan. En wat erger is, ik moet jullie verdragen. Jullie, met je opgeblazen achterhanden, die jullie steeds weer op me neer doen ploffen. En jullie gehang, ik wordt er soms niet goed van. Moet er dan een handleiding voor me geschreven worden, soms? Zoiets met afbeeldingen en nummertjes en dan in dertien talen? Maar ik mag eigenlijk niet klagen, er zijn vrienden van me die het harder te verduren krijgen. Vrienden met één poot en vijf wieltjes bijvoorbeeld. Wat ze daar allemaal mee uitspoken (‘meewarig schudden met het hoofd’). Nee, ik mag niet klagen. Trouwens, dat zijn geen echte ‘vrienden’ in de ware zin van het woord. Dat zijn artificiële bedenksels van wat ik werkelijk ben.
Zie mij hier immers staan (‘uitdagend pronken met lijf en leden’). Zoiets als mij, dat kom je toch niet veel meer tegen, is het niet? Kijk me toch dat robuuste lijf aan, een parel van de schepping, het toppunt van vakmanschap! Ik hoor hier thuis, hier mag ik staan! En dus blijf ik hier staan! Hoe dat zo gekomen is? Om de tijd te doden en wat meer mezelf te worden, heb ik leren stilstaan. Je hoort het goed, om vooruit te raken, moet je inderdaad stil kunnen staan. Zowel letterlijk als figuurlijk, dat spreekt voor zich. Ik heb mensen zien komen en mensen zien gaan. Ongelukkige mensen, gelukkige mensen, dwaze mensen, zielige mensen, wanhopige mensen, kleine mensen, grote mensen, jonge mensen, oude mensen, je noemt het maar op. En allemaal heb ik ze wel minstens één keer opgevangen. Dat hoort zo, dat is mijn stiel. Mensen opvangen. En ik kwijt me van mijn taak, het is mijn lotsbestemming. En ondertussen sta ik stil. (‘roerloos staan, enkel met van links naar rechts bewegende oogballen kijken’) Ik beweeg me niet. Ik sta en houd me recht. Liefst kaarsrecht. En ik volg het spoor van de tijd, doorheen de dag, doorheen de nacht. En als het licht aangaat, weet ik dat mijn taak weer op me wacht en dat ik er klaar voor sta. Wat is het zalig te weten dat je je taak zult kunnen volbrengen waarvoor je in de wieg bent gelegd. Nou ja, in de wieg, ik moet ook weer niet overdrijven. Dat is iets dat mensen eigen is, maar ik sta daarboven. Hoewel ook dat weer relatief is, je zou kunnen zeggen dat ik eronder sta. En daardoor erboven. Het is zoals stilstaan om vooruit te komen in het leven.
Vroeger, heel vroeger, was het anders. Ik was nog jong, laat ons zeggen een jaar of zeventig, en ik was nog heel, helemaal heel. Ik woonde temidden van mijn familie, al mijn broers, zussen, neven, nichten, tantes, nonkels, grootvaders en grootmoeders, vader en moeder, noem maar op, allemaal gezellig bijeen. Ook toen al maakten we er een erezaak van rechtop te staan. The sky was the limit, zoiets, ja. Jaren hebben we dat volgehouden, zonder moe te worden, zonder neer te gaan. En ging er al eens iemand van de familie tegen de vlakte, dan was het omdat het zo hevig stormde dat er geen houden meer aan was. Wij hieven dan onze armen (‘armen gespreid naar boven heffen en ze van links naar rechts wapperen’) naar de hemel en deden ons beklag tegen wie het ook maar is dat daarboven huishoudt. En als het dan weer rustig werd (‘armen naar beneden laten hangen, ook de schouders, en van links naar rechts wiegen), dan troostten we ons gevallen familielid. Maar die tijden zijn voorbij. Jullie zijn immers gekomen en hebben ons bestaan veranderd. En dat mogen jullie letterlijk nemen!
Zie mij hier nu staan, dat stukje ik, nu, de stoere stoel van bij de dokter. Ik, die ooit beuk mocht zijn, veranderd in een stoel! (‘rondom wijzen bij de volgende opsomming’) Ik, de kast. Ik, de tafel. Ik, bedekking van de vloer. En daar is geld voor betaald! Veel geld! Al moet ik toegeven dat ik nog best wat ben geworden, ik als deze stoel, daar vind ik nog wat genoegen in. Zo kan ik nog blijven staan. Stilstaan, weet je wel, om vooruit te komen. Op een bepaalde manier dan toch.