Deze blog - op eigen risico reageren

Hier deelt Vlinderman af en toe wat gedachten en gedichten.

donderdag 23 oktober 2008

mensenrechten, dierenrechten, plantenrechten, dingenrechten?

In Zwitserland zijn ze helemaal holderdebolder geworden: daar krijgen naast de mensen en de dieren nu ook de planten plantenrechten. Planten mogen geen pijn lijden, er mag niet meer mee geëxperimenteerd worden, tenzij je een megadik dossier aanlegt om de overheid te overtuigen van het feit dat het allemaal zonder pijn zal verlopen. Dat die zielloze dingen vol nerven en vezels nergens aanspraak kunnen maken op een centraal zenuwstelsel, dat ze desnoods een geheel nieuwe plant worden als je een stuk eraf stroopt en maar lang genoeg met het gewonde deel in een potje water laat hangen (doe dat maar eens met een afgescheurd been of poot of zo - de salamander niet te na gesproken), dat de wereld nog niet gek genoeg is, dat zal ze daar in het land van Alpenhoorns en kaas en chocolade worst wezen. En dat de rest van de wereld hen al schuddebuikend proestend ligt uit te lachen ook al.

Laat ik me maar eens bezig gaan houden met de rechten van een meubel. Van een pc ook, of een schoen. Wie weet zijn er zelfs rechten te vinden voor een muur. Niet de Berlijnse of Israëlisch-Palestijnse, maar toch wel de Chinese. En hoe zou dat zitten met de bacillen die zo veelvuldig door de lucht vliegen dezer dagen? Verdienen zij ook niet wat voorspraak van een gedreven Vlinderman in het vastleggen van waar zij zoal recht op hebben? Ik zal er eens over nadenken nadat ik een komkommer vakkundig heb laten vermoorden door Nip, omdat ik toevallig een beestachtige honger had naar dergelijke groente en omdat ik vitaminen nodig heb... Geachte Zwitsers, mag ik alvast voorstellen om de vleesetende planten dan gelijk af te zonderen van de plantenmaatschappij wegens inbreuken op het dierenwelzijn? U kan er altijd een gevangenis voor bouwen met grond en belichting en besproeiing op vaste tijdstippen...

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Energiebesparing en Plantenrechten
Met een Ommetje langs Afrika en Werelddemocratie


Eric Rosseel





Even diep ademhalen en nadenken doet geen vlieg kwaad

De steeds verontrustender wordende milieuproblemen (en niet alleen deze, we nemen hier maar een bijzonder actuele invalshoek) bezorgen linksen (wat zijn dat?) steeds bijtender wordende filosofische problemen. Zeker de linksen die humanist blijven, d.w.z. die stellen dat de mens de maat is van alle dingen, of iets in die aard. Of het Verlichtingshumanisme dat stelt dat Rede en Wetenschap alle menselijke en maatschappelijke kwalen uit de wereld kunnen helpen en dat de natuur ten dienste staat van de Mens. Aan de hand van twee voorbeelden, “energiebesparing” en “plantenrechten”, wil ik een paar intellectuele vingers leggen op een paar intellectuele wonden. Ik heb geen antwoorden. Het denken levert nooit antwoorden, het stelt vragen. Antwoorden, dat is een zaak van politiek, van ons allen als burger. (Indien de denker een burger was, dan zou er geen denken zijn!)

Ik ben nooit een ecologist geweest. Ik ben wel tegen milieuvervuiling en tegen het glorierijke succes van bedrijven dat zich eigenlijk vertaalt in de productie van fijn stof en andere rommel die onze luchtwegen aantast om over hersenen, lever en nieren maar te zwijgen. Maar ik ben geen ecologist. Ecologisten hebben het altijd over “natuurlijke evenwichten”. Ik weet niet wat ze daarmee bedoelen. En ze kunnen het me doorgaans ook niet uitleggen. De natuur is juist nooit in evenwicht. Alles in de natuur is verandering. Ons lichaam blijft geen seconde hetzelfde. Zelfs keiharde rotsen kennen de erosie van de tijd. Elk evenwicht is een versteende momentopname, wat de miskende Franse filosoof Gilbert Simondon (door Deleuze van de vergetelheid gered) aanduidde als meta-stabiliteit: overgang naar een volgende metastabiele toestand. Zelfs de meest elementaire “bouwstenen” van het universum zoals energie en materie (licht b.v.) zijn niet stabiel.

Onlangs hoorde ik op tv een wetenschapper uitleg geven bij de recent opgedoken grootste supernova (ontplofte ster) ooit waargenomen. De man zei: de metalen die de supernova uitstoot, vervuilen de ganse omgeving. Ik heb vergeten te checken wat hij in het Engels precies zei maar de journaalondertiteling vertaalde het in ieder geval als vervuiling. Wat bedoelt hij met supernovametalen die “vervuilen”? Heeft de omgeving van de supernova “rechten” die haar moeten beschermen tegen “vervuilende” metalen? En hebben die metalen dan niet het “recht” te “vervuilen”? Op welke basis kiezen wij blijkbaar in een interactie tussen natuurelementen partij voor de éne of de andere? Moet de maan veroordeeld worden omdat ze zich soms tussen de zon en de aarde plaatst en ons het licht ontneemt? Ah nee, we vinden een zonsverduistering juist een bijzonder spektakel. Moet de zon veroordeeld worden omdat ze bij een te hoge en te lange hittegolf planten, dieren en verzwakte bejaarden doodt? Hier klopt iets niet. Maar wat? Wij vinden allen dat het leven, elke vorm van leven, moet beschermd worden. Maar het HIV-virus is ook leven: moet het HIV-virus door de minister voor leefmilieu gesubsidieerd worden om zich vrij en vrolijk te verspreiden?

Evenwichten blijken niet meer dan een voorkeur van ons mensen te zijn. De natuur heeft geen voorkeuren. Wij wel: wij vinden dat de aarde niet mag opwarmen. De natuur heeft daar geen mening over. Wij hopen dat er water is op Mars. De planeet Mars echter hoopt niets. De vraag is dan: hebben wij als mensen het recht voorkeuren te hebben? Voorkeuren m.b.t. de metalen die een supernova al dan niet uitstoot? Enzovoort. Of we dat recht hebben zullen we nooit weten, in ieder geval wij mensen nemen dat recht. Zoals de wijze, gezapige en nuchtere Griekse filosoof Aristoteles reeds treffend zei: vergeleken met de dieren kennen mensen niet alleen het onderscheid tussen plezier en pijn, maar ook tussen goed en kwaad en tussen recht en onrecht. Het probleem is eerder dat onze voorkeuren omtrent goed en kwaad, recht en onrecht, altijd tijdelijk zijn. De Zaventemse vliegtuigspotter geniet bij dag van het lawaai van de Boeings, maar als hij of zij ’s nachts niet kan slapen van de overvliegende luchtschepen, wordt dat lawaai milieuvervuiling. In een boerensamenleving is mest een lust voor de neus, voor ons verstedelijkten is het vervuilende stank geworden. Enzovoort. En daarbij komt nog dat wij mensen het onderling zelden eens zijn over onze voorkeuren. Voorkeuren zijn altijd het voorwerp van strijd. Op welke basis moeten we in die strijd partij kiezen? Welk belang staat boven het belang van de strijdende partijen? Als alle Belgen caféhouders waren met een terras, dan vroegen we vermoedelijk de minister van leefmilieu om maatregelen om de opwarming van de aarde te versnellen en te verhevigen. Verdorie, verdorie: we geraken er precies niet uit! We zitten vast! Wat nu? Even een nachtje slapen. Er moet ergens iets niet kloppen.


Evenwicht? Nee, om democratie gaat het!

De ganse geschiedenis van de mensheid is een kramakkele poging om van de natuurlijk gegeven aarde een leefbare en bewoonbare wereld te maken, precies door het aanbrengen van “kunstmatige verstoringen” van de evenwichten in de ecosystemen waarin wij moeten overleven en hopelijk ook mogen genieten van iets meer dat de filosofen, dichters en gewone volksmensen al eeuwen eenstemmig het “goede leven” noemen. En politiek is de kunst om die wereld (de polis) zo in te richten en herin te richten dat die gelukzaligheid van het goede leven binnen handbereik ligt. Alleen hebben we het totnogtoe steeds zo gearrangeerd dat slechts een kleine minderheid deelneemt aan de politiek en dat de rest moet rekenen op de goodwill en de barmhartigheid van de leiders die ze min of meer verplicht is te aanvaarden, wil er ook nog brood op de plank liggen.

Het probleem waarvoor we staan, betreft dus niet de vraag of het wetenschappelijk waar is dat de aarde maar een beperkte draagkracht heeft, dat er grenzen zijn aan de groei of dat de natuur zich zal “wreken” als we fundamentele natuurlijke evenwichten met de voeten treden. De wetenschap heeft zich als het om maatschappelijke problemen gaat steeds als een luxehoer opgesteld waar de pooier achteraf onzichtbaar de centen opstrijkt. Ook nu staat het financiekapitaal klaar om te investeren op basis van zowel een scenario van maximale opwarming van de aarde als van een maximale indijking van die opwarming en de meeste van die financiële groepen mikken op beide scenario’s tegelijk. De handelsbeurzen rond de milieu-industrie waar bankiers gul hun centen aanbieden, zijn niet meer bij te houden, al is het natuurlijk leuker dat het risico om bruikbare technologieën te ontwerpen door de overheid, door ons dus, gedragen wordt en dat het kapitaal maar zijn volle gang gaat als de zaken commercialiseerbaar zijn. En al die financiers steunen zich op “wetenschap”, een wetenschap die eigenlijk weinig meer is dan het aflezen van cijfertjes en grafiekjes op computerschermen. En dat geldt zeker voor de meteorologie: de ecologistische filosoof Peter Sloterdijk heeft zinniger en doorwrongen dingen over het weer en het klimaat geschreven dan alle meteorologen samen die ooit mijn pad hebben gekruist.

Het probleem betreft de politieke vraag wie deelneemt aan de besluitvorming over de wenselijkheid of aanvaardbaarheid van welke milieuveranderingen, welke opties daarbij genomen worden, hoe men deze opties zal pogen te realiseren, hoe de beschikbare middelen zullen verdeeld worden over de reeks projecten of afgesproken doelstellingen die politiek zijn geformuleerd en welke “ecosystemen” men zal opofferen. Het gaat hier om meer dan de mensen aan te sporen naar Al Gore’s film te gaan zien of om in de winter een dikke trui aan te trekken en de verwarming een graad lager te zetten. Wie zal beslissen of rond 2035 Oostende en haar basketballplein al of niet overstroomd zal worden (Vande Lanotte zal ondertussen wel een lap grond gekocht hebben ter hoogte van Wetteren, waar ons nieuwe Noordzeestrand zou komen te liggen en als hij – of zijn dochter – politiek nog iets betekent, zal daar dan ook wel een basketballplein komen met openschuifbaar dak op zonne-energie en elektriciteit uit een oude molen aldaar!)? Wie zal beslissen of de vlakte van Bengalen wegspoelt en Afrika uitdroogt? Het ziet er naar uit dat net zoals bij de mondiale armoedebestrijding de meest betrokken partijen het minst aan die besluitvormingsprocessen zullen deelnemen. De milieuproblemen confronteren ons dus niet met een reeks wetenschappelijk-technologisch legitimeerbare dilemma’s, maar in de eerste plaats met het recht op democratie voor de mensen die het meest direct met de te verwachten milieuproblemen zullen af te rekenen hebben. We staan hier niet voor kwesties van “politicologische” inzichten of op marketingwetenschappen gebaseerde strategische communicatie, maar voor het al of niet eerbiedigen van het recht van iedereen om zijn of haar zeg te hebben over zijn of haar levensloop en over het uitzicht van de wereld waarin dat leven geleefd moet worden.

Men zal zeggen: het is technisch niet haalbaar iedereen bij deze besluitvorming te betrekken. Maar het is technisch blijkbaar wel mogelijk bij iedereen belastingen te innen en om iedereen die wat mispeutert of serieus over de schreef gaat de gevangenis in te stoppen en desnoods nog te folteren ook! Men zal zeggen: de mensen zijn te dom, dit is een zaak van experts. De experts mogen beslist hun rol spelen, maar de Afrikanen weten best zelf wel, indien ze over de nodige resources zouden beschikken, hoe ze de met droogte (waarvoor ze niet eens verantwoordelijk zijn) bedreigde streken moeten bevloeien en irrigeren. Men zal dus zeggen: de arme landen hebben de middelen niet om hun aandeel in de problemen aan te pakken, we moeten ze onder een soort curatele plaatsen. En zo zien we dat de arme landen voor de aanpak van de ecologische rampen die hen bedreigen, volledig afhankelijk zullen zijn van de goodwill van de goodwill van de rijke landen en zo feitelijk van hun recht op leven worden beroofd. Of met andere woorden: de mondiale aanpak van de milieuproblemen die op ons afkomen (de ernst ervan zal wel nog moeten blijken) staat of valt met de opheffing van de machtsongelijkheid en het verschil in levensstandaard tussen de rijke en de arme landen. Bij de “consensus” over hoe de zaken op wereldniveau zullen moeten gemanaged en beheerst worden, zullen de meest direct betrokkenen nauwelijks geraadpleegd worden en als ze in opstand komen, zal op hen geschoten worden.

Het is cynisch misschien, maar vermoedelijk is het gebrek aan Westerse ondersteuning voor Afrika b.v. een uitstekende zaak. Volgens de recentste cijfers groeit de Afrikaanse economie door eigen initiatieven en door de uitbouw van intense relaties met China en India (die hun “steun” niet van wurgende voorwaarden laten afhangen, zoals wij Westerlingen steeds hebben gedaan) nu al met 5%, dit is het dubbele van onze Europese kernlanden. En met alle respect voor de humanitaire dimensie van het Darfur-drama, iedere waarnemer weet dat de gehele kwestie aldaar gaat over het vergeefse indammen van de Chinese ambities om een vinger in de pap te krijgen van de exploitatie van de bodemrijkdommen van Soedan en andere landen in de regio. Het uitgeblust Europa kan alleen maar toezien hoe Afrika haar meer en meer ontsnapt en de USA, die trouwens internationaal ook al aardig in de touwen hangen, hebben voor het Afrikaans deel van de wereld nooit veel interesse betoond. De groei van de Afrikaanse economie voelde ik al in 1995 aan in de mentaliteit van de gewone Afrikaan (in Oeganda, Kenia, Tanzania en Rwanda, dus het gebied aan de Indische Oceaan) en ook bij politieke leiders als president Yoweri Museveni van Oeganda en president Paul Kagame van Rwanda (zie mijn “Monaden, Nomaden en Pelgrims”, Kampen, Agora, 2000). Museveni en Kagame worden tot de meest gerespecteerde Afrikaanse leiders gerekend. Ze besturen hun land met intelligentie, wijsheid en mildheid en laten in de praktijk een niveau van vrije meningsuiting toe dat relatief uitzonderlijk is op het Afrikaanse continent (zie maar de Oegandese kwaliteitskrant New Vision, op papier een krant gecontroleerd door de eenheidspartij, maar met gevallen CVP-engel Johan Van Hecke’s partner Els de Temmerman als hoofdredacteur, in het verleden niet bepaald vriend ten huize van Museveni). Rwanda en Oeganda lijden ook niet onder een brutale repressie: je moet gewoon eens de grens van Kenia met Oeganda oversteken om het verschil in houding en gemoedsgesteldheid te zien tussen de grenswachters en beambten van beide landen. Niet voor niets vertikt Kagame het Frans te spreken en wordt hij hier als een soort misdadiger tegen de mensheid voorgesteld – de banden tussen de Vlaamse christen-democratie en het Vlaams katholicisme en zowel de gematigde als extremistische Hutu’s in Rwanda waren vóór de genocide zeer intens en ze zijn het nu eigenlijk nog (moet je de vooringenomenheid van VRT-Afrika-reporter Peter Verlinden maar eens horen)!

Europa (en zeker België en natuurlijk Frankrijk) mogen zich voor hun inschattingsfouten en dwaze kortzichtigheid in de kwestie Rwanda vóór en na de genocide eens deftig op de borst slaan. Het resultaat is ernaar: Rwanda heeft zich ontpopt tot de sleutel in de heroriëntatie van de gehele Midden-Afrikaanse economie (tot en met Oost-Congo, Kivu met name) op de Indische Oceaan in plaats van op de (Westerse) Atlantische Oceaan. En dan nog voortdurend president Kabila van Congo de les willen spellen en de zaak is binnenkort compleet rond. Nog dit: in het voorjaar 2006 kwamen een twintigtal Afrikaanse staatshoofden en regeringsleiders, elk met een stevige delegatie, in Peking een kleine week bijeen op uitnodiging van de Chinese regering. Aan dit conclaaf is weinig ruchtbaarheid gegeven, de Afrikanen waren niet op staatsbezoek, er werden geen akkoorden of verdragen ondertekend en er was ook geen slotcommuniqué. Maar daar moeten belangrijke wederzijdse engagementen zijn aangegaan met een verregaande historische betekenis. En noch een Chinees noch een Afrikaan hebben geschreven protocollaire documenten nodig om te beseffen dat een woord een woord is. Overigens zijn Chinese diplomaten eigenlijk geen diplomaten in onze zin: een diplomaat, zoals het woord het etymologisch zelf zegt, is een gezant die een kopie (“duplo”) van een geschreven beslissing of intentie van zijn regering overbrengt aan een tegenpartij. De diplomaat is een Franse uitvinding uit de 18de eeuw. Hij is maar een doorgeefsluis met zeer beperkte bewegingsvrijheid. De Afrikanen en de Chinezen hebben eigenlijk geen dergelijke historische traditie in hun internationale betrekkingen. En ook nog dit, snel dan: zo is het Westen ook de greep op de Palestijnse kwestie en op het ganse Midden-Oosten (en niet te vergeten Afghanistan) aan het verliezen. Onze media wekken de indruk dat het overleven van de Palestijnen in Gaza en de Westbank afhangt van financiële steun van de Europese Unie en we tonen onze minister De Gucht op een rondreis door het Midden-Oosten alsof hij op weg is naar het behalen van de Nobelprijs voor de Vrede. Ze zouden beter eens de reizen van de Indiase minister van buitenlandse zaken in deze streken in beeld brengen, dat zou vast stukken interessanter zijn. Want ook de oplossing van de problemen in het Midden-Oosten liggen niet langer meer in het Westen. Eerst en vooral snappen wij niets (en willen dat ook niet snappen) hoe maatschappelijke besluitvorming daar gebeurt, verblind als we zijn door de idee dat wij “democratieën” zijn. En ook daar zullen de economische injecties en financiële middelen om de conflicten er een andere richting uit te sturen uit het verdere Oosten komen. Wij zullen er alleen met jaloezie naar zitten kijken en de Chinezen wat proberen te tergen met tv-programma’s over kinderarbeid en namaakproducten (God, wat kan het mij schelen dat een Rolex-horloge nagemaakt wordt; de duurste schilderijen in onze musea zijn doorgaans toch ook maar kopieën). En natuurlijk ben ik tegen kinderarbeid, maar men zou ook eens mogen tonen hoe die kinderen leefden vóór ze in de kinderarbeid terecht kwamen, maar dat kan men jammer genoeg moeilijk: de meesten stierven misschien vóór ze tien jaar waren of werden vermoord omdat ze een meisje waren. Met emo-journalistiek los je geen problemen op en dat soort sensibiliseringen verbergt doorgaans alleen onze eigen gevoelens die een mengsel zijn van arrogantie, jaloezie en bemoeizucht. Stel u voor dat de Chinezen een kritische reportage zouden brengen op hun staatstelevisie over de Belgische asbestdoden of over onze vrouwen en kinderen die hun brood moeten verdienen in de porno-industrie. We zouden in staat zijn pogroms te organiseren tegen onze Chinese restaurants.

Maar we dwalen af, zij het over vitale invalswegen. Besluiten we met de stelling dat de ontwikkeling van de economieën in Azië maar ook dus in Afrika en al evenzeer in Latijns-Amerika de basisstructuur van de UNO met haar veto van de vijf “grootmachten” van de permanente Veiligheidsraad vrij snel onderuit zal halen, tenzij de UNO verkiest de weg op te gaan van de steriele Volkenbond van tussen de twee wereldoorlogen. Er zal werk aan de winkel zijn voor de politieke filosofen die zich zullen moeten buigen over de vraag hoe een werelddemocratie – in ieder geval veel democratischer dan de actuele UNO of de G8 – er precies moet uitzien. Kortom, de dreigende milieuproblemen in een context van een merkbaar naar elkaar toegroeien van de macht van de verschillende “nationale economieën” zal het begrip democratie op relatief korte termijn na een stilstand van twee eeuwen weer tot onderwerp van intens debat maken. Een debat dat aan ons Europeanen misschien voorbij zal gaan, gevangen als wij zitten in ons quasi onoplosbaar onvermogen ons bloedeigen (zeg dat wel!) Europa een democratische en politieke vorm te geven. Naast de filosofische vraag naar wat begrippen als “milieu” en “natuurlijke evenwichten” eigenlijk betekenen (waarbij we zullen moeten afstappen van onze Westerse arrogantie dit namens de gehele mensheid te definiëren en onze ideeën daarover op te leggen van Groenland tot de Falklands en van Vladiovostok tot New York) zal ook het democratieconcept radicaal moeten worden herdacht. En de Afrikanen, de Zuid-Amerikanen en de Aziaten hebben daar andere denkbeelden over dan wij Europeanen die met parlementen zitten die eigenlijk nog nauwelijks functioneren als volksvertegenwoordiging, zoals wie naar Villa Politica kijkt elke week met stijgende verbazing en ongeloof kan vast stellen. Om het nog eens te herhalen: de maatregelen die vermoedelijk en hoogstwaarschijnlijk nodig zullen zijn om de milieuproblemen billijk aan te pakken, zullen via de stem van de nieuwe spelers die eraan zijn gekomen en die er steeds uitdrukkelijker aankomen, vragen om een radicale herdenking van ons democratiebegrip dat uit de 19de eeuw stamt.

Macht van mensen steunt op drie pijlers die echter nauw verweven zijn: 1) economisch nodig zijn (als arbeidskracht – of reproducent van arbeidskracht, kapitaalsleverancier of (potentiële) consument, koopkrachtige dus; 2) toegang tot politieke besluitvormingsorganen en daar een reële zeg hebben; en 3) moreel gezag en morele uitstraling als individu of groep. Waar deze drie vernederd worden hebben we dictaturen, waar ze miskend worden hebben we democratieën zoals bij ons: een regime van een elite van experts, waarbij opvalt dat de laatste jaren rechtsgeleerden meer en meer vervangen worden door psychiaters, zogenaamde mensenkenners die bij ons ministerie van Middenstand geregistreerd staan als psychologen (ja, een diploma volstaat natuurlijk niet in België, als doctor in de psychologie en oud universiteitsprofessor psychologie ben ik strafbaar met een boete van 100 tot 500 frank als ik het waag me psycholoog te noemen, want als middenstander door het leven gaan, over mijn lijk!) en steeds meer psycho-, gedragstherapeuten en het veelbelovende beroep van slachtofferhelper (waarbij de slachtoffers
niet eens gevraagd wordt of ze wel hulp wensen, een zeer lucratief beroep dus). Oh! laten we ophouden met dweilen met de kraan open. Hopen maar dat trotzkist Ernest Mandel met zijn theorie van de lange golven in de economie gelijk had, dan krijgen de werknemers rond 2010 weer echte loonsverhogingen, kunnen de vrouwen ‘s nachts weer in minirok de straat op zonder gevaar verkracht te worden, verlaten onze jongeren weer op 15-18 jaar het ouderlijk nest om zelf uit te maken wat ze met hun leven gaan aanvangen en maken we de verrijzenis mee van Jim Morrison en John Lennon. En de jonge Karl Marx!


We zouden het over energiebesparing hebben

Filosofen (een bij mijn weten niet wettelijk beschermde titel, dus als ik geen psycholoog ben, dan maar filosoof) mogen natuurlijk naar believen uitweiden, alles hangt immers met alles samen, schijnt het, zeker in de ecologie. (Als in Brazilië een vlinder met zijn vleugels flappert, dan is het storm in Afrika, zei één der ecologiepioniers toch? Jezus, weer dat Afrika!) We zouden het over de filosofische problemen ter linkerzijde hebben aan de hand van “energiebesparing” en “plantenrechten”.

Een vreemd woord is dat inderdaad: energiebesparing. Het doet al meteen aan besparingen denken, wegwerken van de staatsschuld en loonmatiging. De beste manier om aan energiebesparing te doen is inderdaad de lonen te doen dalen: dan kan minister Peeters (toch minister van “Leefmilieu”) iedereen op een 10 ampère stroombegrenzer zetten. De betere ecologisten spreken natuurlijk over “rationeel energieverbruik”, m.a.w. geen energie aanwenden waar het niet nodig is, maar iedereen heeft het hoe dan ook over energiebesparing. En ik heb al (zij het inderdaad rond middernacht – o paradox - aan een cafétoog in Gent, toch een universiteitsstad met een naar ze zelf zeggen humanistische traditie) groene spuitwaterdrinkende “anarchisten” horen pleiten voor een wettelijk verplicht doven van alle lichten na 22 uur ’s avonds, het instellen van een weekrantsoen kilometergebruik per wagen en zelfs een rantsoen van twee pinten bier per dag wat ook allerlei besparingen zou opleveren, maar die redenering begreep ik door het hoog alcoholgehalte in mijn bloed niet en ben ik vergeten. Ik lach me altijd een kriek (oei, dat is ook al een pint!) bij die wilde voorstellen van de in pater Damiaan onderwezen hoofden van onze katholieke groene militanten. Mieke Vogels zou eens mogen bedenken dat als we allemaal ’s winters een dikke trui moeten aantrekken om onze huiselijke leefmilieuverwarming van 18 naar 16 graden te brengen, die truien ook geproduceerd moeten worden, ja, in China natuurlijk, en dat die truien dan met tonnen CO2 uitstotende schepen, vliegtuigen en vrachtwagens in onze winkels moeten afgeleverd worden. Of gaan we onze dochter verbieden na school naar Ketnet te kijken en haar naast het weefgetouw toesnauwen: “Geef maar sajet!” (“Gef mo sjette’”, zoals ik dat thuis leerde als mijn moeder een trui breide)?

Ik verbaas me altijd over de grenzeloze paradoxen van sommige ecologisten (hoewel voor paradoxen heb ik als filosoof natuurlijk alle respect, ik bedoel de “verborgen agenda”, zo goed verborgen dat ze hem zelf niet meer weten zitten). Ik zeg wel: sommige ecologisten, genre Jacinta De Roeck, die zo gelukkig is dat er zoveel armen bijkomen zodat ze iets voor hen kan “doen” en die graag zou willen dat een commissie van drie psychiaters zou mogen beslissen of een geesteszieke genoeg lijdt om hem of haar het heil van de euthanasie te gunnen, want een geesteszieke, die niet eens de vrijheid geeft om een briefje van 5 euro eigenmachtig te besteden, weet natuurlijk niet meer of zijn of haar pijn ook wel echte pijn is en die experten zullen wel weten dat zijn of haar manische euforie eigenlijk een vorm van ondraaglijk psychisch lijden is. Niet te verwonderen dat de SP.A met het binnenhalen van dat genre ecologisten 8% stemmen verloor, al haalde Jacinta toch bijna 22.000 voorkeurstemmen, wat toch minder is dan de senaatslijsttrekker van Lijst Dedecker. Die pintenrantsoenerende ecologisten die toch overal het leven willen beschermen, zouden toch moeten weten dat leven productie en verbruik van energie is, niet alleen intern in je lichaamsmetabolisme en zo, maar ook in je omgang met de anderen en met de wereld? En dat het stoppen daarmee gekend staat als “sterven”? Intens leven is energie verbruiken en als we niet intens mogen leven, waarom moeten we dan geboren worden? Is energiebesparing dan een vorm van verstikking van het leven? Een soort dichtknijpen van de keel van de mensen? Ik heb al in tempore non suspecto sinds ik in mijn studie van 1985 over de arbeidsethiek van de jongeren de ecologisten tegenover de neoliberalen stelde (”Ruiters en Ridders van de Lege Dageraad”, Brussel, VUB, 1985) en uiting gaf aan mijn politieke onvrede met beide ideologieën, die ondertussen inderdaad toonaangevend zijn geworden (enerzijds “werken tegen nul loon” en anderzijds “zoveel mogelijk poen pakken”), gewezen op een tegenstrijdigheid binnen groenlinks en andere regenboogtoestanden waarvan ik voorspelde dat ze links de das ging omdoen en dat effectief ook heeft gedaan. Zodat inderdaad onze arbeiders en bedienden nu maar “rechts” stemmen en links wat gaat vissen in de vijvers van het lompenproletariaat.

De eerste groenen, Agalev dus en Pater Versteylen, profeteerden een ware cultus van de armoede, die voor velen verder ging dan sober en zuinig leven, met een virulente aanval op het “materialisme van de verburgerlijkte arbeidersklasse” en niet alleen op de consumptiemaatschappij, maar op de consumptie tout court. Dit alles nog eens gesausd met een diepe emotionele afkeer voor de industrie (ook voor niet-vervuilende industrie) en voor de stad. Verder bleek voor vele Groenen de solidariteit met de Derde Wereld ingegeven door weinig meer dan een schuldgevoel en wat zij van het Westen wilden was in de eerste plaats een schuldbekentenis (vroeger kon je na het biechten ook meteen weer gaan zondigen, de volgende week ging je gewoon weer biechten!). Dat ganse ideologische bouwwerk werd dan door de “linkse” Agalev’ers wat aangevuld met verwijzingen naar de zogenaamde aan Marx ontleende theorie van het “vals bewustzijn” en de “valse behoeften”, waar Marx het nergens over gehad heeft (in de MEGA uitgave van Marx-Engels komt de term “vals bewustzijn” twee keer voor, in twee niet theoretische opmerkingen van Engels; de term “valse behoeften” of iets dat erop lijkt komt in het geheel niet voor). Er was in de jaren 1980 dan ook geen enkele affiniteit tussen de arbeidersbeweging en de Groenen, integendeel. Waarom zouden we inderdaad gaan werken als we de vruchten van onze arbeid niet mogen plukken en opeten? Enkel een paar linkse “intellectuelen” en gefrustreerde leerkrachten die nog nooit een arbeider of een gewone bediende van dichtbij gezien hadden en daar ook geen enkele nood toe voelden (ze waren immers toch “vals”) associeerden zich met die Groenen, wat dan “Regenboog” en andere groenlinkse doodgeboren kinderen opleverde. Antikapitalist zijn is inderdaad niet voldoende om socialist of links te zijn. Dat heeft Hitler ons al geleerd.

Valse behoeften? Tja! Maar wat is dat “vals”? En wie beslist daar dan over? Ik leef zelf heel sober, al mijn geld gaat naar boeken en eten. Veel mensen zullen boeken, Shakespeare-theater en zeker het kopen van Tibetaanse kledij alleen maar omdat het uit Tibet komt, “valse” behoeften noemen, en misschien hebben ze meer dan gelijk. Vanuit de “natuur” gezien is alles wat de mens voortbrengt “vals” en “schijn”. De mens is gewoon schijn, dat is de essentie van het menszijn. Een Christusbeeld of een dak boven je hoofd beantwoordt ook aan een “valse” behoefte. In Exodus verbood Jahwe godsbeelden zoals ook de islam afbeeldingen van Allah verbiedt en zelfs Socrates vond schrift en schilderijen maar “vals” en schijn (in Plato’s dialoog Phaedrus). De idee van de “valsheid” vloeit voort uit de visie op de natuur als een werkelijkheid, waarin dingen een vaste en eeuwige essentie bezitten. Maar de natuur is geen realiteit met een vaste essentie, dat is een puur conservatief standpunt. De natuur (inbegrepen de “menselijke natuur”) zie ik, in de lijn van wat historisch altijd progressief is geweest, als een onbepaalde mogelijkheid en de mens is zo’n mogelijkheid, een uit de verborgenheid opgedoken waarheid (het Griekse woord alètheia, “waarheid”, betekent “dat wat ontdaan is van zijn sluiers, i.e. zijn verborgenheid”). En de landbouw heeft toch ook het ganse ecologisch evenwicht van Europa verstoord: van het ganse bosrijke gebied staat hier en daar nog een boompje recht. En de tegenstelling die de ecologisten invoerden tussen mens en natuur moet natuurlijk een moraal verbergen van de slechte mens, de mens besmet met de erfzonde, wat verklaart waarom zoveel ecologisten leven als boetedoeners en geselbroeders. Plastic zou geen natuurlijk product zijn: wat is het dan wel? Is de mens dan geen deel van de natuur? Op een bepaald moment waren er in de natuur geen dieren: zijn dieren onnatuurlijk? Ik ben tegen kernbommen, maar niet omdat ze onnatuurlijk zijn, de natuur is vol radioactiviteit. Niet-recycleerbaar? Er is zoveel in de natuur dat niet zomaar recycleerbaar is.

Kortom: die roep om energiebesparing komt me over als weer zo’n vorm van collectieve boetedoening die men de mensen ongevraagd wil opleggen. Vandaar het in de publieke opinie bestaande beeld van het “vingertje” en de regelneverij van de Groenen. Mijn kijk op de milieuproblemen vertrekt dan ook niet van begrippen zoals de erfzonde en ook niet van het oedipuscomplex. Ik zie niet in waarom we zouden moeten leven à la merci van de natuur (of Natuur).

Ik heb er eigenlijk niets tegen dat mensen hun zuur verdiende euro’s besteden aan gadgets. Ik heb er zelfs niets tegen dat, als de mensheid in voltallige volksvergadering bijeengekomen beslist de aarde op te blazen, dat ze dat dan ook doet. Waar ik als socialist iets tegen heb is dat onze levenscondities en ons leefmilieu dus bepaald worden door krachten waar wij als mensen geen vat op hebben, de “markt” dus. En dat het die krachten zijn die tonnen CO2 de lucht in stoten, niet ik die met mijn auto rijd (ik heb overigens geen auto). Het zijn deze krachten waar de Afrikanen geen vat op hebben die hun savannes zullen doen uitdrogen. Ik sta bijzonder wantrouwig tegen de onderliggende nadruk van de Groenen op een individueel gekozen moraal en ethiek (een individualisme dat een perfecte variant is van het neoliberaal individualisme; cf. de peace of mind als ultiem levensdoel; en dat ons ook dat vreselijke ding “ethisch bankieren” heeft opgeleverd). Deze moraliserende benadering heeft een verfijnde analyse van de dynamiek van onze samenleving meer belemmerd dan bevorderd. De Groenen van nu zijn natuurlijk niet langer Pater Versteylen, al lopen er nog heel wat van de oorspronkelijke soort rond, zeker in Vlaanderen (er zijn duidelijk meer dan accentverschillen tussen Groen! en Ecolo). Stellen de politieke mandatarissen zich op als onderlegde technici in bepaalde domeinen (energie b.v.), binnen de achterban wemelt het nog van New Age figuren, pseudo-boeddhisten, allerhande shoppers op de markt van spiritualiteit, spiritualisme, esoterie en occultisme (met veel mensen die dwepen met de psychoanalyticus Carl Gustav Jung, die voor de nazi’s werkte en een gans denkstelsel uitwerkte over het verschil tussen joodse en arische psychologie, waar hij na de oorlog nooit afstand heeft van genomen: niet te verwonderen dat Jung op het einde van zijn leven veel contacten had met subtiel racistische Apartheidsfiguren in Zuid-Afrika). Het sleutelwoord van de ecologisten van de 21ste eeuw is nu duurzaamheid: een woord dat eigenlijk ook al dadelijk verwijst naar de conservatieve illusie dat er ook maar zo iets kan zijn dat wezenlijk duurzaam is en dat het bestaande een manifestatie is van eeuwige onvergankelijkheden. Ik frons dan ook altijd mijn wenkbrauwen als de Groenen zich opmaken voor armoedebestrijding (wat bij de samenstelling van het verkiezingsprogramma van Groen! overigens voor een niet onbelangrijke fractie niet prioritair was!). Waarom de armoede bestrijden als wat die armen zullen kopen wanneer ze niet meer arm zullen zijn, toch maar “vals”, plat materialistisch en niet-duurzaam is? De Groenen noemen zich progressief omdat ze opkomen voor de zwakkeren, maar links heeft niets met caritas te maken, maar met het streven barmhartigheid en Samaritaans gedoe overbodig te maken. Waar de barmhartigheid toe leidt hebben we reeds in de Vietnamtijd gezien: de keuze voor de underdog omdat hij de underdog is, verviel al snel in onverschilligheid en zelfs afkeer, wanneer de underdog plots de zaken naar zijn hand zette en de overwinnaar werd. Mijn linkse opstelling stamt niet uit een afkeer voor bazen: ik wil dat we allemaal bazen zijn, m.a.w. dat de salariaatsarbeid (de relatie “arbeider-kapitalist”) opgeheven wordt. Net zoals de sociaal-democratie onverschillig staat tegenover de kapitalistische uitbuitingsrelatie en alleen ijvert voor een “billijke” inpassing van wie van loon of wedde moet leven, zo ook is voor het ecologisme de uitbuiting een secundair probleem. En als ecologisten uitbuiting centraal stellen, zoals wanneer het gaat om de “kleine boeren” in Zuid-Amerika (ze hebben het zelden of nooit over Zuid-Amerikaanse loonarbeiders), dan blijkt hun standpunt overlegd te zijn met de Boerenbond en slaat het begrip “winsthonger” niet op een economisch mechanisme, maar op de moraliteit en het slecht karakter van de managers van de multinationals.


Plantenrechten en rotsenrechten

Dieren hebben tegenwoordig rechten. Verleden week is in de States een man in beschuldiging gesteld nadat hij bij een echtelijke ruzie de vis uit zijn bokaal had geplukt en op de grond had doodgetrapt. En in het slachthuis van Anderlecht doe je met een koe niet meer wat je wil. Planten hebben geen rechten, al zijn sommige met uitsterven bedreigde soorten “beschermd”. Insecten hebben ook geen rechten. Ik herinner me dat wij als kind in het wrede West-Vlaanderen van de jaren 1950 vliegen de vleugels afrukten om ze dan op tafel rondjes te laten lopen. Daarvoor zal je vandaag ook nog altijd niet voor de rechter moeten verschijnen. Sommige voorwerpen hebben zelfs rechten: met de Mona Lisa of de Venus van Milo moet je voorzichtig zijn. Ook parkeermeters mishandelen kan je duur te staan komen. Grassprietjes hebben geen rechten: je mag ze uit de grond rukken, op de stengels zuigen en bijten, al wat je maar wil. Het tapijt in mijn woonkamer heeft ook geen rechten: als ik het in duizend stukken verknip en in vuilniszakken op straat zet, niemand heeft er zaken mee. Over rechten spreken we echter meestal met betrekking tot dieren. In Nederland is er zoals u weet nu een Partij Voor de Dieren, al is het enthousiasme al danig bekoeld toen na de intrede in de Tweede Kamer bleek dat de voornaamste geldschieter de eigenaar is van een chemisch bedrijf dat zijn productinnovatie volledig baseert op ja experimenten met proefdieren. En coryfee Marianne Thieme blijkt lid te zijn van een fanatieke religieuze sekte. In Nederland heb je natuurlijk een Partij voor alles wat bedreigd is: Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit (NVD) voor de pedofielen en natuurlijk de Partij Voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders voor Nederland tout court dat immers in zijn geheel bedreigd is. Bij de volgende verkiezingen komen gewis een Partij voor de Processierupsen (PVP) en een Partij voor de Bacteriën in het Afvalwater (PBA) stemmen afsnoepen van de kleurloze CDA, PvdA en VVD. Plus een Democraten 08 voor het Behoud van Democraten 66 (D08D66), die hoopt op een stemresultaat gelijk aan het % van D66 plus één.

Maar wat bedoelen we met dierenrechten? Dieren delen de regeringsinformateur toch hun verzuchtingen niet mee? Ze schrijven geen Bijbels, Universele Verklaringen of Communistische Manifesten. Katten spreken onder elkaar niet af wat mag en niet mag bij het vangen van vogels. In de publieke opinie worden dierenrechten vooral geassocieerd met het vermijden van nodeloos geweld op dieren. Biggetjes hebben “recht” op verdoving als ze gecastreerd worden, maar blijkbaar niet het recht om met hun natuurlijke teelballen door het leven te gaan. Dierenrechten betreffen dan eigenlijk het recht van dieren om zonder pijn door ons verhandeld en gebruikt te worden. Met alle discussies dienaangaande (b.v. over het islamitisch slachten): want wat pijn is, weten we nauwelijks. Sommige gevangenen in Guantanamo Bay citeren bij hun foltering verzen uit de Koran, terwijl wij het al lang zouden uitschreeuwen en om genade smeken. Dierenrechten hebben verder ook betrekking op hun leven in hun “normale”, “natuurlijke” en evolutionair gegroeide habitat (afschaffing van dierentuinen en zo). Maar of de ontsnapte gorilla Bokito liever in Midden-Afrika zou wonen dan in het inderdaad zo saaie Nederlandse Blijdorp (let op de naam!), dat weten we niet. En de experts verdienen alleen hun geld met te doen alsof ze dat weten en verkopen zever die de eerste de beste Vlaamse varkenshouder ook kan vertellen.

Het gaat bij dierenrechten in wezen steeds over onze problematische omgang met andere (levende) wezens, en in die zin kunnen we ook over plantenrechten en zelfs rechten van rotsen spreken. De term dierenrechten verdoezelt die menselijke verantwoordelijkheid en suggereert dat wat dieren van ons mogen doen en laten voortvloeit uit hun “natuur”. Dit leidt tot een absurde kijk op de dingen. Want als wij een dier geen pijn mogen doen, heeft een vogel dan ook niet het recht om pijnloos door de kat opgepeuzeld te worden? Vissen leven niet in het water omdat ze “recht” hebben op water. Dierenrechten zijn dus eigenlijk mensenplichten, afspraken die wij maken om niet nodeloos de levende en levenloze natuur geweld aan te doen als dat niet voor ons eigen overleven en goede leven nodig is. En dat geldt voor mij dan als uitbreiding van wat we elkaar als mensen mogen aandoen. Wat voor zin heeft het een verbod op het doden van dieren uit te vaardigen als oorlog nog altijd wettelijk gewaarborgd is door het internationaal recht? Wat voor hypocrisie is het het ecosysteem van de gorilla’s te beschermen als we tegelijk de Afrikanen aldaar het leven zuur maken en hen quasi dwingen en masse te emigreren en in gammele bootjes te versukkelen ergens tussen Marokko en Fort Europa?

We kunnen deze mensenplicht ethisch bekijken of economisch. Ethisch in de zin dat we onze omgang met dieren zien als de uiting van een zweverige moraal, waarbij we ons dikwijls laten leiden door schuldgevoelens. Zoals mensen die geen vlees meer eten omwille van de toestanden in de fokkerijen, net zoals ze wat euro’s geven aan 11.11.11 als vergoeding voor wat wij Belgen indertijd de negertjes hebben aangedaan. Maar schuldgevoelens zijn verderfelijk voor het beheer van je geestelijke gezondheid, ze zijn dat ook in de politiek. Ik verkies dus een “economische” aanpak boven een benadering op basis van een goedkope of simplistische moraal. Met “economisch” bedoel ik dat we moeten kijken onder welke voorwaarden de menselijke soort kan leven en overleven zonder de natuur, het leven en eigenlijk ook zichzelf de duvel aan te doen. En daar een aangepast beleid op baseren eerder dan een (toch niet nageleefde) moraal. Al mag een beetje moraal wel: gezien de hygiëne in onze woningen, is b.v. het doodtrappen van spinnen niet meer te rechtvaardigen. Maar de meeste kwesties zijn in wezen “economisch”. Is het nodig dat wij gaan boren in de bodem van de Maan? En die satellietfoto’s van de ringen van Saturnus, de manen van Neptunus of supernova’s kunnen me amper boeien en geven me een zuiver déjà-vu: in de psychedelische Golden Sixties fabriceerden de popart kunstenaars wel wat duizelingwekkendere toestanden. En bij een zonsverduistering heb ik meer oog voor al dat gekke gedoe er rond dan voor die verduisterde zon zelf, misvormd psycholoog die ik ben. Nu ik dit schrijf spurten de van examens bevrijde jongeren naar Werchter met als gevolg verkeersfiles: is er dan wel een leven vóór Rock Werchter? Indertijd trokken wij op onze dode gemak naar Jazz Bilzen. En vandaag (vrijdag 29 juni) stonden 40.000 Belgen op Zaventem te trappelen om het land uit te vluchten naar de tot industriële toeristische centra omgebouwde natuur van de Spaanse en Turkse zonnige kusten: is het hier nog wel leefbaar als het geen vakantie is? En het dragen van bont waarmee onze Bekende Vlamingen weer hun rijkdom etaleren als ze hun intrede doen op het Sportgala van het Jaar: een flinke vermogensbelasting en bijzonder hoge luxetaksen! En natuurlijk zouden die tv-reporters die dames en heren beter vragen naar hun mening over de sportman/vrouw van het jaar eerder dan hen te vleien met complimentjes over hun dress en hun juwelen.

Precies omdat onze omgang met onze natuurlijke omgeving zo’n ingewikkelde en veelzijdige zaak is, past een nuchter onderzoek van onze huishouding (“economie”) beter dan een emo-politiek op basis van goedkope en vluchtige sentimenten of trendy moralismen. In elke aangelegenheden spelen diverse actoren en belanghebbenden een rol. Met onnozele beweringen van het genre “de mens is het wreedste dier op aarde” kun je je wat overgeven aan middeleeuwse vormen van boetedoening, die nog altijd diep ingeworteld zitten in onze Vlaamse cultuur en dus niet alleen bij de Iraakse en Iraanse sjiieten. Maar verder dan een aanvraag doen om als geselbroeder te figureren in de Bloedprocessie van Brugge raak je daar niet mee. Het principe dat je de natuur zijn gang moet laten gaan (want anders zal ze zich “wreken”) is al even onzinnig: niets in de natuur laat de rest van de natuur zo maar met rust. Probleem is dat technieken om de natuur te beheersen altijd productief en destructief kunnen worden aangewend: zo werken meteorologen en geologen voor het Amerikaanse leger om als onderdeel van toekomstige oorlogsvoering lokaal orkanen en aardbevingen uit te lokken. Het is dus allemaal verdomd ingewikkeld. Het lijkt me bijvoorbeeld dat je niet tegelijk tegen plastic én voor milieubehoud kunt zijn: want opdat de visverkoper de pladijs en kabeljauw in krantenpapier kan inpakken, moeten bomen worden geveld. En die kranten mogen dan recycleerbaar zijn, die recyclage maakt er niet opnieuw bomen van. Of mogen we de natuur bewerken op voorwaarde dat de gefabriceerde producten recycleerbaar en biologisch afbreekbaar zijn? Recyclage is het grote toverwoord geworden, maar wat betekent het eigenlijk? Is iets dat niet recycleerbaar is, schadelijk voor het milieu? Kernafval ja, maar een beetje plastic? En de rotstekeningen in Lascaux en de piramiden van de farao’s die laten zich tot ook al eeuwen niet recycleren! Plastic is ironisch genoeg juist heel duurzaam! Ik propageer hier geen plastic: ik wil enkel wijzen dat ecologisten zich soms laten vangen in de interne tegenstrijdigheid van hun visies. Achter veel milieuproblemen verbergen zich bovendien dikwijls heel aanwijsbare belangenconflicten tussen diverse bedrijven en firma’s die alle al even kapitalistisch op winst uit zijn. Er wordt nu al hier en daar geprotesteerd tegen neveneffecten van de aanwending van steeds meer landbouwgrond voor de teelt van koolzaad als bron voor biobrandstof. Wat indien kernenergie inderdaad zou kunnen geproduceerd worden zonder gevaarlijk radioactief afval? Moeten we dan de bio-KMO’s begunstigen en beschermen tegen het grote Electrabel-Suez? Of van de energieproductie een openbare dienst maken?

De hamvraag is o.i. er weer één van democratie. Wie beslist welke ingrepen in de natuurlijke omgeving of in onze relaties met de natuur al of niet nodeloos gewelddadig zijn? Want “nodeloos geweld” is geen neutraal wetenschappelijk en buiten tijd en ruimte staand begrip waarvan experts de betekenis aan de bevolking en de politici kunnen opdringen. Bovendien zijn omzeggens alle experts via hun onderzoeksfinanciering gelieerd aan particuliere bedrijven of partijpolitiek gekleurde ministeries of instellingen. “Nodeloos geweld” is een bijzonder relatief begrip, relatief t.o.v. zij die betrokken zijn bij de uitoefening van dat nodeloos geweld én zij die dat geweld vermijden. Omtrent elk thema over onze omgang met de natuur (en over elk ander thema natuurlijk ook) moet op lokaal en mondiaal niveau publiek toegankelijke informatie uit diverse bronnen beschikbaar worden gesteld, zodat een zo breed mogelijk democratisch debat mogelijk is en een democratische besluitvorming kan volgen. Nu is deze besluitvorming bijzonder scheefgetrokken. Het lijkt me b.v. dat wij, tien miljoen Belgen, meer te zeggen hebben over het lot van de gorilla’s in Midden-Afrika dan het bijna miljard Afrikanen samen, en dat miljard heeft zich natuurlijk niet in te laten met onze vale gieren, straatmussen en beren. Evenzeer als wat er beslist wordt is dus de vraag belangrijk wie beslist! En zo komen we terug op de kwestie dat de globalisering en de impact ervan op de aarde als ecosysteem niet anders kan dan aanzetten geven tot een verdieping en verruiming van het begrip democratie.


Kortom

1. En moeten een jongen en een meisje die in het gras half verliefd stoeien, nu aan de verzamelde mensheid of aan de paardebloem zelf vragen of ze de pluisjes mogen wegblazen om te zien of ze echt van elkaar houden?
2. Geen mens moeten zijn: dat is pas de ware bevrijding van de mens!


(Strombeek, juni 2007)

Frans Vlinderman zei

Een doctor op de blog, daar zeggen we amen op.

Blogarchief